Handboek nietigheid van besluiten van rechtspersonen

Dit handboek biedt een systematisch en omvattend overzicht van het leerstuk van de nietigheid van besluiten van rechtspersonen zoals dat sinds de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) van toepassing is. Het werk combineert een diepgaande theoretische analyse met een praktijkgerichte benadering, ondersteund door de verwerking van meer dan 400 ongepubliceerde vonnissen en arresten uit zowel Nederlandstalige als Franstalige rechtspraak in de periode 2014-2024.

Het handboek biedt een uitgebreide bespreking van de onderscheiden formele en materiële nietigheidsgronden die aan de orde kunnen zijn. Daarbij komen verschillende fundamentele vraagstukken aan bod, zoals de aard van het besluit, de rol van het vennootschapsbelang, grenzen aan het stemrecht en de gevolgen van een belangenconflict. Door de grondige studie van mogelijke vormelijke onregelmatigheden bij de besluitvorming vormt dit handboek tevens een gedetailleerd overzicht van de besluitvormingsprocedures binnen zowel de algemene vergadering als het bestuursorgaan.

Daarnaast behandelt dit handboek diverse specifieke thema’s die tot op heden minder aandacht hebben gekregen in de rechtsleer. Zo wordt uitvoerig stilgestaan bij de mogelijkheden en grenzen van bevestiging en regularisatie van besluiten, de reikwijdte van de vervaltermijn van zes maanden en de gevolgen van een (weigering tot) nietigverklaring. Deze onderwerpen worden geplaatst binnen het bredere kader van het Belgische private vermogensrecht, met inbegrip van een (kritische) analyse van de verhouding met Boek 1, Boek 3 en Boek 5 BW, waar dit relevant is.

Verder omvat het handboek een systematische analyse van de procedurele aspecten van de vordering tot nietigverklaring (in ruime zin). Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar het vraagstuk van wie als belanghebbende kan worden beschouwd bij een vordering tot nietigverklaring, een thema dat veel aandacht krijgt in zowel rechtspraak als rechtsleer. Daarnaast komen ook andere procedurele aspecten aan bod, zoals de noodzaak van rechterlijke vaststelling, de materiële en territoriale bevoegdheid, de mogelijkheid tot arbitrage, de verhouding met de rechtsmacht van de Raad van State en de toepassing in een grensoverschrijdende context. Ook de opschorting van besluiten in kort geding, en de talrijke rechtspraak hierover, wordt op een systematische wijze behandeld.